Sonja Prins (91), schrijfster en politiek activiste:

"Ik heb nog maar kort, die tijd moet ik niet verkwisten"

In de Boshut in Baarle woont Sonja Prins, 91 jaar oud, omringt door boeken en paperassen. Zij is schrijfster, nog steeds actief bezig elke dag. "Blind en doof" lacht ze zelf. Een opmerkelijke persoonlijkheid, die terugkijkt op een bewogen leven, waarvan vooral de periode in een Duits concentratiekamp haar nog dagelijks bezighoudt. Ze schreef haar belevenissen uit die tijd op in een boek 'De Groene Jas' dat in 1950 verscheen en lovend werd ontvangen. In 1985 verscheen een tweede, ingekorte, herdruk getiteld Mecklenburg 43-44, dwangarbeid in verzet. Na de oorlog kreeg zij het verzetskruis. 

door Jeanny Wouters ©

Sonja Prins gaf ook vele gedichtenbundels uit. "En dan te weten dat ik als kind nooit Nederlandse taal heb geleerd, want een groot deel van mijn jeugd heb ik doorgebracht in het buitenland..." Ze is nu bezig met het samenstellen van een historisch boek over haar familie, die afkomstig is uit verschillende landen. 

Anders

Zelf groeide Sonja Prins anders op dan andere kinderen. Haar moeder was advocate en haar grootmoeder paste derhalve vaak op haar, maar toen haar broertje werd geboren was dat over, ook omdat grootmoeder gekozen werd in de gemeenteraad van Haarlem... Toen Sonja Prins 8 jaar oud was verhuisde het gezin naar Edinbourgh in Schotland. Een jaar later naar Californië, een half jaar later naar Canada, het jaar erop woonden ze in Hampstead bij Londen. In 1924 woonden ze in Gland in Zwitserland waar ze wat langer bleven. In 1926 keerde het gezin terug naar Nederland, eerst naar Huis ter Heide en later werd Baarn hun woonplaats. De moeder van Sonja stichtte een Montessori school in Bussum en voedde haar kinderen heel vrij op. Sonja Prins gaf later een boekje uit waarin de ideeën van haar moeder waren verwoord. Zij had en heeft nog steeds een eigen uitgeverij SoMA. In de Anka reeks verschenen daar onder andere de boekjes van haar moeders hand: 'Alles wat Nuttig Kan zijn voor Akties van Vrouwen' en 'Een kinderrepubliek opvoeding tot democratie' over de principes van Maria Montessori. 
Op haar 17e jaar ging Sonja het huis uit, met toestemming van haar moeder. Zij had het Baarns lyceum doorlopen en vertrok naar Amsterdam waar zij direct actief werd in de anti fascisme beweging. Over het verdere verloop van haar leven vertelt zij niet veel. Direct gaat zij over naar een hele belangrijke periode in haar leven: de tweede wereldoorlog.

Communisten

Het gezin Prins was sociaal bewogen. Moeder en dochter Prins waren beide, onafhankelijk van elkaar, actief in de communistische partij. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak had Sonja inmiddels drie kinderen waarmee zij verbleef in een kindervakantiekamp in Zeeland. Toen daar bekendgemaakt werd dat er een algehele mobilisatie was en mensen niet meer vrij waren te gaan en staan waar zij wilden, besloot Sonja op de trein te stappen met haar gezin. Terug naar Rotterdam, waar haar familie woonde, durfde ze niet, net of ze het bombardement voorvoelde. Zij vertrok naar Hilversum, waar zij woonde en werkte in een kinderhuis. Later vond ze een woning in Bilthoven en daar voegde haar moeder zich bij hen. Door diens komst was Sonja vrij om een werkkring te zoeken en in hun levensonderhoud te voorzien. Een tijdlang werkte ze in een wasserij, maar al snel vond ze werk als secretaresse in een staalfabriek. Dat lag haar veel beter. Na de februaristaking werd ze door iemand van de Communistische Partij benaderd met de vraag of ze de verzetskrant wilde maken, want degenen die dat daarvoor deden waren allemaal gearresteerd. De productie van die krant vond plaats in een ander huis, en omdat de familie Prins onbekend was in die buurt, waren ze minder verdacht. Ze lacht bij de herinnering. "Tijdens de 'Sperre' liep ik gewoon met een pak kranten naar huis. Ik bracht ze zelf rond op zondag, werd niet betrapt. Vrouwen op fietsen waren niet verdacht." Toen de politie een inval deed bij Demka, de staalfabriek waar ze werkte, kon ze hen een half uur laten wachten en snel alle stencils verstoppen. De Vonk heette de krant van de communisten in die tijd. Ze heeft nog een aantal kopietjes ervan bewaard.

Scheveningen

Op een kwade dag werd ze echter gearresteerd en naar de gevangenis in Scheveningen overgebracht. Tot haar verbazing was haar moeder eveneens opgepakt en ontmoette ze haar in die Scheveningse gevangenis. Sonja werd veroordeeld tot eenzame opsluiting, de aanklacht was niet bekend. Ze vermoedt dat men haar verwarde met haar moeder.
Ze werd op transport gezet naar Mecklenburg en deed haar best om in een werkkamp op het platteland terecht te komen, ondanks dat de kampleiding vond dat ze er het gestel niet voor had. In Ravensbruck waar ze uiteindelijk terechtkwam waren twee groepen: de Poolse meisjes en de Nederlandse. Die Nederlandse dames waren politieke gevangenen; de Poolse meisjes waren opgepakt omdat ze niet Arisch waren. Om diezelfde reden hadden de Nederlandse meisjes er een streepje voor bij de kampleiding. Aan de hand van haar boek haalt Sonja herinneringen op aan die tijd. Dat ze met de meisjes een stuk van Shakespeare instudeerde rond de kersttijd. "In Engeland had ik Shakespeare leren kennen toen ik er op een Daltonschool zat. Op zaterdag las daar het hoofd voor voor de liefhebbers. Het stuk 'Mitsommernachtstraum' uitvoeren resulteerde erin dat de Poolse en Nederlandse meisjes iets samen gingen doen en dat maakte mij heel gelukkig. De muziek had ik onthouden; ik had die als tienjarig meisje een keer gehoord en gehouden en heb het voorgezongen om ze de wijs te leren. Ik had het in me opgenomen als iets van mezelf en toen ik het later eens hoorde op de radio dacht ik 'dat is van mij'. Zoiets kan alleen in zulke omstandigheden gebeuren." Het stuk was een groot succes en werd door de dames opgevoerd voor de Duitse soldaten en burgers tijdens Kerst. 
"Wij waren de enigen in een vrouwenkamp die ons echt verzet hebben, de Nederlandse mannen deden dat niet" herinnert ze zich ook nog. "Toen we de kanonnen van de Russen hoorden droeg de inspecteur ons op om Tankgruben te graven. Dat mochten we in onze vrije tijd doen. 'Nein' hebben we eensgezind geroepen, alle gevangenen tegelijk." Ze glimlacht bij de herinnering aan het verzet uit die tijd. In haar boek is ook een kaart opgenomen waarop met pijlen is aangegeven hoe Duitsland nederlagen leed in heel Europa. De figuur Marie Pelletier in haar boek is zijzelf...

Baarle

Het leven na de oorlog was geen pretje voor Sonja Prins, vooral niet na 1960 toen zij uit de Communistische Partij gestapt was. In 1956 ging zij de discussie aan over de Marxistische ideologie, in de tijd dat Stalin in Rusland aan de macht was. "De benadering van het communisme in Rusland vond ik fout." Ze schreef twee discussie artikelen in De Waarheid over het Marxisme met behoud van de eigen cultuur. Dat veroorzaakte zoveel herrie en negatieve kritiek, dat ze besloot uit de partij te stappen. "Er was geen sprake van vijandschap of zo, ook niet van hun kant. Maar voor mij gaf het wel een bepaalde leegte de jaren daarna. Ik volgde niet wat er gebeurde, wist niet welk standpunt ze hadden ingenomen. Daar heb ik wel spijt van achteraf. Ik heb nog steeds dezelfde ideeën, naar mijn eigen gevoel ben ik communiste gebleven, maar geen partij communist."
Werken werd haar in de jaren zestig bijkans onmogelijk gemaakt door de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Nu zij niet meer werkte voor de communistische partij genoot zij van die partij ook geen bescherming meer. Bij elke sollicitatie werd ze enthousiast ontvangen maar nooit vast aangenomen. Geen uitgever wilde meer iets van haar publiceren, ze was gescheiden, kreeg geen alimentatie. Ze werkte als uitzendkracht, deed typistenwerk. In die tijd was haar voornaamste zorg geld verdienen om haar drie kinderen te eten te kunnen geven. 
Toen ze verzetspensioen kreeg besloot ze Amsterdam te verlaten en naar buiten te verhuizen. Dat was rond 1970. De keuze ging tussen een huisje aan het water in Friesland en het huisje in het bos in Baarle. Ze wilde ergens rustig kunnen schrijven. Haar eerste gedachte was: "ha, eindelijk vrij, naar buiten." Toen ze het huisje in Baarle gezien had -de heer Olieslagers haalde haar af van het station in Breda- was ze direct verkocht. Het was klein, lag midden in het bos, helemaal vrij. Ideaal voor Sonja Prins. Ze richtte een stichting op met het geld wat ze kreeg, een stichting om vrouwen de kans te geven in een rustige omgeving te komen schrijven, in haar huis, na haar dood. Vrouwen die thuis geen rust en stilte hebben om te schrijven, tegen een prijs die ze konden betalen. "Er zijn nooit gegadigden gekomen" merkt ze schamper op. "En omdat ik niet dood ging" lacht ze "is de stichting is nu net ontbonden. Ik vond het een naar idee, dat ze zitten te wachten tot ik dood ben. Het was goed bedoeld. Maar het bestuur verdween, zonder een adres achter te laten. Je denkt dat je goed werk hebt gedaan, maar het is op niks uitgelopen. 24000 Euro aan notariskosten uitgegeven, maar anders gaat het toch maar naar de belasting."

Uitgeverij

Het tweede bedrijf dat Sonja oprichtte was een uitgeverij, en daarin heeft ze jarenlang allerlei boeken uitgegeven. SoMA heette haar uitgeverij en ze runde deze samen met een vriendin in Amsterdam die kunstenares is. 'Ik verzamel nu de gedichten die ik vroeger schreef, en informatie voor een historisch boek. Ik heb nog maar kort, die tijd moet ik niet verkwisten." Voor haar gedichten kan ze geen uitgever vinden, maar af en toe wordt ze wel benaderd door uitgeverijen die een gedicht van haar willen opnemen in een boek over de oorlog. "Ik zou de gedichten ook zelf kunnen uitgeven, ik heb zuinig geleefd, dat zou kunnen. Maar de moeilijkheid is, ik heb geen toegang tot winkels en media. De boeken die ik in het verleden uitgaf, daarvan is haast niets verkocht. Het boek Mecklenburg 43-44 geef ik gratis weg voor verzetsmensen en hun familie en daar krijg ik veel reacties op. Het boek De Groene Jas zat bij uitgeverij Pegasus, maar die hebben het bij De Slechte uitverkocht. Daarom heb ik het later zelf heruitgegeven." Een van de laatste exemplaren van Mecklenburg 43-44 krijg ik. "Zie maar wie je er een plezier mee doet." In een artikel wat eerder over haar verscheen staat een uitgebreide bibliografie: 1933 Proeve in Strategie (gedichten), 1949 De Groene Jas (documentaire roman), 1953 Brood en Rozen (gedichten), 1955 Het geschonden aangezicht (gedichten), 1957 Nieuwe Proeve in Strategie (gedichten), 1973 Het erf van Odysseus (gedichten), 1975 Dagboekgedigten, 1976 Gedichten 1930-1958, 1958-69 Vrijheid om te zijn. Herinneringen van een mijnwerkersvrouw, 1950/1979 Herinneringen aan Trude Benedic en aan de verzetsvrouwen die stierven in Ravensbruck (proza), 1979/80 Rondom de Boshut I en II (gedichten), 1979/80 Brieven aan mijn zuster 1,2,3,4, Dwangarbeid en verzet in Mecklenburg 1944 (herdruk). 

Toekomst

Aan de boekenkast hangen foto's van haar vader en haarzelf, en een tekening van J.C. Hespe, een Nederlands journalist, patriot en verbannen republikein. Zijn geschiedenis tracht zij te achterhalen. Ook haar eigen familiegeschiedenis is voor haar nog steeds onderwerp van studie. In alle rust wijdt zij zich daaraan. Ondertussen groeien de stapels dossiers en papieren in haar huisje in het bos. Sonja Prins heeft er een dagtaak aan om alles te ordenen en uit te zoeken. 

Foto's: Sonja Prins voor haar Boshut in de Baarlese bossen.

De schrijfster en communiste Sonja Prins bij een van haar boekenkasten waaraan oude foto's van haar vader en haarzelf, foto's die haar zeer dierbaar zijn.

De Utrechtse editie van de verzetskrant De Vonk werd tijdens de tweede wereldoorlog een tijdlang door Sonja Prins gemaakt en verspreid.

Naar boven

Terug naar interviews